eigen foto
Te lang doorspelen
Lang - te lang doorspelen kan wrevel opwekken bij de verdedigende partij. Maar wanneer wordt het een psychologisch drukmiddel?Te lang doorspelen: kan het?
Voor ik begin, moet ik even vermelden dat een zekere onregelmatigheid in berichtgeving een constante is / zal worden. Drukke bezigheden (bijberoep), andere hobbies (SF, en recent nog Stellaris) en gewoon eens niets willen doen, belemmert een constante stroom aan artikelen (ik schrijf ook nog voor de Torrewachter en voor de site van Brasschaat). Daarnaast heb ik vaak veel ideeën, maar ontbreekt me soms de (woord van het jaar!) goesting om een artikel helemaal af te werken. Dit geschreven zijnde, kunnen we beginnen aan het echte artikel.
Onlangs was ik op internet aan het spelen tegen een tegenstander die meteen na een verliespartij revanche wou. Dat doe ik meestal niet, maar ik wou wel eens zijn account checken. Tot mijn lichte verbazing had hij in zijn accountomschrijving een paar partijlinks staan.
Nu zet iemand niet zomaar partijlinks op zijn naamkaartje, dus waarom niet, effe checke - het bleek mijn tijd waard.
https://lichess.org/IRaUHH4C/black
Deze partij is inderdaad redelijk hilarisch en vond ik een goede afstraffing van het te lang doorspelen door zijn (zwakke) tegenstander (voor zover dit tenminste geen afgesproken spel was).
Heb ik er zelf last van? Niet echt – ik heb tot nu toe het geluk dat mijn tegenstanders vooral doorspelen zolang ze nog vechtkansen hebben, en – meer dan me lief is – hebben ze daar gelijk in. Is dat dan geluk hebben? Neen, maar zo’n dingen houden me scherp tot het einde en daar heb ik vaak last van – een herinnering nu en dan is welkom. De aandacht die verslapt is deels iets wat in mijn karakter ligt - ik heb "al bewezen" dat ik de sterkere speler ben - wil je nu echt nog checken of mijn techniek van hetzelfde "hoge" niveau is. Het is deels ook "miseducation": in mijn eerste club geloofde de zwakkere speler ook vaak dat hij een verloren stelling effectief ging verliezen, en gingen ze meestal vroeg overstag.
Wel heb ik ooit – heel in het begin van mijn schakersleven – een partij gehad, waarin mijn tegenstander effectief doorspeelde met enorme materiële achterstand. Aangezien ik toen nog maar net de partij McDonnell-Labourdonnais kende, was ik van plan om hetzelfde te doen (drie vrijpionnen op de voorlaatste rij), maar toen zag mijn tegenstander dat hij werkelijk niets had en gaf hij op, voor ik mijn droomstelling kon waarmaken.
Dat jeugdspelers soms te lang doorspelen (het meest recente voorbeeld waarvan ik zelf getuige was een partij van één van de sterkste Vlaamse jeugdspelers in het open tornooi van Brugge, waar zijn tegenstander bij wijze van grap al zijn pionnen tot paard liet promoveren) is omdat ze ofwel nog onvoldoende schaaketiquette hebben, ofwel omdat ze de vuistregel van hun trainer “nooit opgeven” nog niet helemaal correct geïnterpreteerd hebben. Ja, ook punten gewonnen door verloren concentratie van de tegenstander tellen mee, dus waarom niet – maar erg sympathiek maak je je er ook niet mee.
De enige hoop die de verliezende partij nog heeft, is ofwel tijdsoverschrijding van de tegenstander, of pat – en dan kan ik Nigel Short een klein beetje volgen, dat pat eigenlijk geen half punt waard is. Maar het zorgt wel voor een soort reputatieschade, die langer duurt dan de elowinst van die ene schwindelredding.
Doorspelen in bullet, blitz of rapid is nog iets anders, daar telt de klok dubbel zwaar mee. Vooral bij KO-formules, waarbij je geen extra tijd per zet krijgt, kan het soms helemaal verkeerd aflopen. In een rapidtornooi in Roeselare (eind 2023) had ik nog maar een paar seconden om te promoveren en mat te zetten – gelukkig gaf mijn tegenstander (Yannick Renckens) sportief op, hoewel hij op mijn tijd had kunnen spelen. Daarom speel ik niet graag een x+0 tempo; zelfs bij kortere tijdscontroles wil ik nog een redelijke partij spelen, die soms interessante wendingen kan opbrengen. Wat is de sportieve waarde om iemand met drie-vier stukken meer door zijn vlag te jagen? Ja, dat zijn de regels van het spelletje, maar mij zegt het niets, dus blijf ik weg van zowat alles zonder increment.
Onlangs had ik zelf nog een partij die doorging tot we elk nog een koning hadden, maar hier was het minder een kwestie van “te lang doorspelen”, eerder checken of de tegenstander, na het verliezen van zijn (zeer) lichte voordeel, het resterende eindspel wel kon houden. Op het einde hadden we dus enkel nog koningen op het bord staan, maar dat was het resultaat van een laatste afruilactie, waar de laatste torens en pionnen van het bord verdwenen. Ook hier vermoed ik dat de trainer van de jeugdspeler hem op het hart gedrukt had om nooit remise te aanvaarden, zolang er kansen op het bord waren, maar dit was nog (net) binnen het fatsoenlijke. Ik herken een remisestelling als die op mijn bord komt.
Het broertje van te lang doorspelen (als verliezer) is te lang doorspelen (als sterkere speler). Dat vind ik meer te begrijpen: de zwakkere speler moet maar kunnen aantonen dat hij alle aspecten van het spel onder de knie heeft. Ik werd hier “slachtoffer” van in mijn partij tegen Rudi Knors in het VK senioren in Blankenberge (wie een beetje zoekt, vindt de partij nog wel in de archieven van uitgezonden tornooien op lichess). De hele partij gelijke tred gehouden, maar op het einde toch beginnen flateren. Was dit door vermoeidheid? Ik weet het eigenlijk niet, zo zag ik de blokkadezet met b5 wel, maar dacht dat mijn pionnen nog beter op de tegengestelde kleur van de loper konden staan. Het was de inleiding tot het binnendringen van de vijandelijke loper, waarbij mijn loper aan een gruwelijk plaatsgebrek leed.
Een ander verhaal: ik had ooit een toreneindspel tegen een sterkere speler in het open tornooi van Geraardsbergen, dat ik redelijk vroeg herkende als remise (ergens tussen de 45ste en 50ste zet), en het dan ook voorstelde. Mijn tegenstander wou me nog eens testen, en ik bereidde alvast mijn tweede formulier voor, omdat we de 60ste zet naderden. Net op de 60ste zet kwam eindelijk het tegenvoorstel om de punten te delen...
<iframe width="600" height="371" src="
Twee kanten van eenzelfde verhaal dus - wie heeft gelijk? Misschien Donner wel: het is niet de meest getalenteerde schaker die het ver schopt, maar de meest hardwerkende. Een beetje zweet boven het schaakbord mag, of zoals een collega schaker ooit ondervond in een Duits tornooi, na een vroeg remisevoorstel: "Schaakt u misschien niet graag?"
PS Achteraf besefte ik dat mijn tegenstander hier te maken had met wat ik de laatste paar jaar steeds frequenter meemaak: gewonnen stellingen niet kunnen winnen. Zo zie je maar, het mes snijdt aan twee kanten.